In veel toetsen zitten woorden, zinnen of formuleringen die moeilijk zijn. Onnodig moeilijk. Leerlingen begrijpen daardoor niet precies wat ze moeten doen. Dan gaat het niet meer over de inhoud van de stof, maar over taal.
Lees je vragen eens met de blik van een leerling. Weet je zeker dat die leerling elk woord begrijpt? Ook het woord ‘respectievelijk’ in een wiskundetoets voor de tweede klas? Let daarnaast op lange zinnen en dubbele ontkenningen. En kijk of de opdracht wel duidelijk is. ‘Lukt het om deze vraag te beantwoorden?’ is nog wat vaag over wat je precies van de leerling wil. Het kan een stuk directer: ‘Geef antwoord op deze vraag.’
Voor de meeste leerlingen werkt taalniveau B1 goed. Misschien denk je dat je je leerlingen dan niet serieus neemt. Maar bedenk dat ook veel vwo-leerlingen moeite hebben met lezen. En bedenk waar je toets eigenlijk over gaat. Waarschijnlijk vind je het belangrijker dat je leerlingen iets weten over jouw vak.
Zorg dus voor eenvoudige woorden en korte zinnen. Vermijd bijzinnen en andere moeilijke constructies. Gebruik voorbeelden die passen bij de belevingswereld van je leerlingen. Kijk of elke vraag één duidelijke opdracht heeft. En lees je toets nog eens hardop. Klinkt het natuurlijk en duidelijk? Dan is de kans groot dat je leerlingen precies begrijpen wat je bedoelt.
Studenten op het mbo, hbo of aan de universiteit kunnen ook moeite hebben met ingewikkelde taal. Begrijpelijke taal maakt je toetsen eerlijker. Het schoolniveau maakt daarbij niet zoveel uit. De vragen moeten echt over de inhoud van het vak gaan. En niet over taalbegrip.
Schrijf je je toetsvragen helder op? Dan kunnen je leerlingen of studenten beter laten zien wat ze weten. Als docent krijg je eerlijkere en duidelijkere resultaten. En misschien ben je ook nog wel sneller klaar met nakijken.
BureauTaal helpt scholen en examenmakers om hun teksten begrijpelijk te maken. Bel 0345 544 834 of mail naar damy@bureautaal.nl.